zaterdag 7 juni 2014

Column, geschreven voor 'de Wekker' : Lampendraaien - zielevreugd




Lampendraaien
Tsja, wat moet je er nu mee, die mensen die op zondagochtend soms vergeten dat ze in een ordentelijke reformatorische eredienst zitten. Eén keer als slotzang een opwekkingslied en meteen gaan de handen de lucht in. ‘Lampendraaien’, noemt iemand uit onze gemeente dat, omdat het er net uitziet alsof iemand het peertje van de plafondlamp staan te vervangen. Of soms, in een minder vrijmoedige en minder zichbare versie, (maar niet minder tot de verbeelding sprekend) lijkt het alsof iemand een tweede kopje koffie staat te weigeren. Als het weer eens zo ver is zie je andere gemeenteleden schalks rond - en achterom kijken, of er nog meer handen de lucht in gaan. Uit nieuwsgierigheid, natuurlijk, maar vooral omdat we ons met z’n allen een beetje opgelaten voelen bij al die uitbundige overgave.
Zielevreugd
Eigenlijk zouden we toch niet hoeven op – of omkijken. Tenslotte is het opheffen van handen een heel bijbels gegeven. Denk maar aan I Timotheus 2:8, waar de opgeheven handen als een gewone gebedshouding worden gezien. Als ze maar heilig zijn. Of denk aan psalm 134:2- “Heft uwe handen naar omhoog’. Wanneer we dat zingen blijven de handen doorgaans keurig beneden. Misschien zouden we ons daar eens over kunnen verbazen.
Maar wat maakt die uiterlijke innigheid nu zo ongemakkelijk? Zou het kunnen zijn dat we stiekum een beetje jaloers zijn op die overgave, die we van een ander zien? En op de vrijmoedigheid van iemand die met het lichaam durft te uiten: Heer, ik loof U! Over huppelen hoeven we het nu niet te hebben, maar zouden we kunnen afspreken dat we niet raar gaan omkijken wanneer iemand, in Hem verheugd, zijn zielevreugd eens uit door een hand op te heffen? Laten we elkaar wat ruimte geven, en met heel ons hart  meezingen met die slotzang. Dat lijkt me eerbiediger dan met een zuur gezicht tijdens de lofprijzing in de bank te staan kniezen.